vrijdag 20 februari 2015

Jonge kind


 in Management Kinderopvang 12 2014

Het jonge kind staat weer volop in de belangstelling. Niet alleen in de branche, maar ook daarbuiten. In de politiek bijvoorbeeld. D66-kamerlid Van Weyenberg (nee, geen familie) loosde namens GroenLinks, PvdA en SP eind oktober een motie door de Kamer over voorzieningen voor het jonge kind. De motie verwijst naar een SER-advies van 2011 over de ‘tijdsknelpunten van werkenden bij de combinatie van werk en privé’ en naar ‘voortschrijdend wetenschappelijk inzicht over de ontwikkeling van jonge kinderen’. Ook refereert het aan de landen om ons heen waar kinderopvang ‘niet alleen een arbeidsmarktinstrument is, maar ook een ontwikkelfunctie dient.’
D66 wil een vervolgadvies van de SER over de inrichting van de voorzieningen voor jonge kinderen.
Een gedachtegang die de hele kinderopvangbranche kan steunen, lijkt mij, en die ook mooi aansluit bij tal van nieuwe initiatieven, zoals Kindcentra 2020. Dat geldt niet voor de opvattingen die VVD-politica Brigitte van den Burg ventileerde in het Eindhovens Dagblad (2 november). Zij pleit voor een taaltoets voor alle tweejarigen op het consultatiebureau. Dat is natuurlijk geen nieuw VVD-standpunt, want in het verkiezingsprogramma stond al dat 3-jarigen verplicht een taaltoets moeten doen voor ze naar de basisschool gaan. Peuters die het Nederlands niet goed genoeg beheersen zouden bijles moeten krijgen voor ze naar school gaan. Het moet nog vroeger, vindt Van den Burg nu.
Hoe betrouwbaar zijn toetscores op deze leeftijd? Niet, zeggen wetenschappers. Hoe maakbaar is het jonge kind? Nauwelijks, zeggen onderzoekers. Ook deze maand weer liet een onderzoek naar VVE weinig resultaat zien. De onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen schatten dat er per jaar ongeveer 400 miljoen euro gemoeid is met Vroeg- en Voorschoolse Educatie. Zij zagen echter geen enkel effect van de programma's terug in de Citoscores in groep 2 en 5.
Toch zijn er ook positieve resultaten te melden. De kwaliteit van welk programma dan ook hangt namelijk vooral af van de man of vrouw voor de groep, de pedagogisch medewerker en de leerkracht dus. Het is goed dat daar steeds meer aandacht voor komt. Bijvoorbeeld met een initiatief als Pact (zie elders in dit nummer).
Jammer is alleen dat de samenleving de pedagogisch medewerker nog slecht in beeld heeft. Heeft de leraar last van een slecht imago, de pedagogisch medewerker nog veel meer. Onderwaardering geldt voor beide beroepsgroepen, maar aandacht krijgen leraren genoeg. We wachten daarom op een motie over de versterking van de beroepsgroep pedagogisch medewerkers. Als we steeds meer van kinderen verwachten, laten we hun dan ook de beste begeleiding geven die er mogelijk is.