dinsdag 19 juli 2011

Job crafting

Column in Management Kinderopvang juni/juli 2011

We hebben in Nederland te veel managers. Vooral in de publieke en semi-publieke sector heeft de manager een slecht imago, in het onderwijs, de zorg, in provincies en gemeenten. Aan de ene kant bedenkt het management beleid zonder draagvlak op de werkvloer, aan de andere kant kan het middenmanagement fungeren als een kleilaag die elke verandering tegenhoudt.
De manager heeft het altijd gedaan. Welke manager durft er op verjaardagsfeestjes nog voor zijn beroep uit te komen. Net nu de kinderopvang een volwassen sector aan het worden is en dus steeds meer managers telt. Uit onderzoeken van Besty van de Grift naar het middenmanagement blijkt dat in 2008 geen enkele organisatie meer dan vijf managementlagen telde. In haar recente onderzoek zijn er verschillende organisaties met vijf managementniveaus. De middenmanager in de kinderopvang is in opkomst.
Een late start kan voordelen opleveren. De wet van de stimulerende achterstand heet dat. Voordat het organisatieschema niet meer op het vel van de flipover past, is het goed om eens te kijken naar de heersende managementideeën. Overal vinden experimenten plaatsen waarbij verantwoordelijkheden laag in de organisatie gelegd worden. De NS experimenteert met rijden zonder schema. Luchthavens kijken hoe ze de verantwoordelijkheid voor het opstijgen en landen bij de piloten kunnen leggen in plaats van bij de verkeersleiders op de toren. Monteurs plannen hun eigen afspraken. Hoe minder van boven op gelegd wordt, des te bevredigender is het werk. Niet voor niets heet een van de populaire managementboeken van het moment ‘Iedereen CEO’ (Menno Lanting). ‘Houd werknemers vast door ze los te laten’, adverteert Randstad.
Werknemers worden steeds meer gemotiveerd om hun baan zelf in te richten. Job crafting noemt men dat. Het Financieele Dagblad wijdde er een special van FD Outlook aan (mei 2011). Het is geen luxe, maar noodzaak, blijkt daaruit. Jongere werknemers willen ruimte voor eigen ideeën.
En niet alleen de hoogopgeleide medewerker. Wil je dat pedagogisch medewerkers het pedagogisch beleid echt dragen, dan moet je ze dat beleid ook mee vorm laten geven. Ofwel stimuleer en waardeer denkkracht en niet alleen arbeidskracht. Dat betekent ook dat er een cultuur moet zijn van elkaar complimenten geven, maar ook van kritiek durven uiten. In de wandelgangen en op de officiële momenten bij functionerings- en beoordelingsgesprekken.
Dat vergt wat van de organisatie (opleiding) en van medewerkers (assertiviteit), maar je krijgt er ook wat voor terug. Mensen die hun hartstochten volgen, werken beter en langer, zonder burn-out.
Opruimen: niet te snel, niet te laat

Column in eigenWijs, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas

Overal speelgoed, kussens, verkleedkleren: kinderen maken er vaak een zootje van. Als ouder erger ik me vaak dood aan de rommel in huis. Dat zal voor pedagogisch medewerkers niet veel anders zijn, denk ik. Hoorde ik ook van Ine van Liempd en Ed Hoekstra van bureau Akta, die ik laatst interviewde. Zij geven locatiemanagers een training over de inrichting van de groepsruimte. Als ze in die training foto’s laten zien van kindercentra in het buitenland, dan roepen wij Nederlanders al gauw ‘wat een rommeltje’. Maar spullen zijn geen rommel als je weet dat kinderen er lekker mee spelen. Misschien zijn wij te bang voor rommel. Misschien houden we te veel van een opgeruimde groep, een huis dat aan kant is. Maar toegegeven ik erger me vreselijk aan rondslingerende poppen waar niet mee is gespeeld. Veel meer dan aan het lego-bouwwerk waaraan druk gebouwd wordt. Ook al neemt dat de hele woonkamer in beslag.
Omdat wij van leeg en opgeruimd houden, delen we de groepsruimte vaak verkeerd in, vinden Van Liempd en Hoekstra. Te veel loze lege ruimte, te weinig hoekjes waar echte activiteiten plaats kunnen vinden.
Dat betekent overigens niet dat er niet opgeruimd moet worden. Een ruimte is veel aantrekkelijker als hij er verzorgd uitziet. Als de potjes verf vol zitten. Als de blokken gesorteerd zijn. Als de boekjes naast elkaar op de plank staan. En dan blijft het vaak ook opgeruimd. Waar geen rommel is, maken mensen minder rommel. Het is dus voortdurend balanceren tussen te snel opruimen en te laat opruimen.
Dat geldt trouwens minder voor de ruimten waar volwassenen het voor het zeggen hebben: de verschoningsruimte of het informatiebord in de hal. Aan de uitstraling van die plekken is op veel centra nog wel wat te verbeteren. Daar mag wel wat meer opgeruimd worden. Ezeltje Prik van een jaar geleden op de leestafel, een ongeordende wirwar aan flesjes, bakjes, doekjes, handdoeken in de verschoningsruimte.
Ik was laatst in het regiokantoor van Kinderopvang Humanitas in Vught. Wie er wel eens is geweest, weet hoe smaakvol en verzorgd dat kantoor is ingericht. Het lijkt wel alsof dat een direct effect op mensen heeft. Ze maken minder rommel, ze kleden zich verzorgd, ze zijn met andere woorden opgeruimd. Letterlijk, maar misschien ook wel figuurlijk. Een goed ingerichte en verzorgde ruimte heeft direct effect op de ontwikkeling van kinderen: de ruimte als derde pedagoog. Maar ook volwassen functioneren er beter. Ik in ieder geval wel