donderdag 14 januari 2010

Deskundigheid

Column in Management Kinderopvang, januari 2010

Om de paar jaar domineren kleuters het nieuws of liever gezegd de kleuterschool of liever gezegd de kleuterklassen van de basisschool. De kleuterschool moet terug, luidde het oordeel een paar jaar geleden. Nu trekken oud-Klossers (leerkrachten met de oude gespecialiseerde kleuteropleiding) opnieuw aan de bel, in het Onderwijsblad van vakbond AOb (28 nov. jl). Het onderwijs aan kleuters verzakelijkt te veel, vinden zij. Alleen het cognitieve telt tegenwoordig. ‘Ik ben wel eens bang om voor oud en tuttig uitgemaakt te worden’, zegt een kleuterjuf in het Onderwijsblad. ‘Maar ik blijf erop hameren dat het gewoon een kwestie is van ontwikkelingspsychologie: niet iedere kleuter is op hetzelfde moment aan iets toe.’
Liesbeth Verheggen van de AOb pleitte naar aanleiding van de enquête op Radio 1 niet voor herinvoering van de kleuterschool, maar voor meer aandacht in de opleiding voor kleuters en voor ontwikkelingspsychologie. Het ontbreek leerkrachten vooral aan kennis, vindt zij.
Deskundigheid is ook het sleutelwoord in een andere discussie, die met name in NRC Handelsblad gevoerd wordt. Jeannet Meijs van de conservatieve club Beter Onderwijs Nederland vindt dat gehandicapte kinderen niet in de klas horen (NRC 2 dec. jl.). Reactie daarop kwam onder anderen van onderzoeker George Muskens (NRC 5 dec jl.). Hij rondde zojuist een internationaal onderzoek af waaruit blijkt dat het Nederlandse reguliere onderwijs verhoudingsgewijs meer zorgleerlingen uitsluit dan andere Europese landen. In het buitenland boekt men goede resultaten met zogenaamd inclusief onderwijs. Voorwaarde is wel dat leerkrachten en scholen beschikken over deskundigheid en middelen, blijkt uit Muskens onderzoek.
Wat heeft dit te maken met de kinderopvang? Ook in de kinderopvang zien we steeds meer aandacht voor de ontwikkeling van kinderen en daarmee ook voor achterstanden in die ontwikkeling. Om dat goed te kunnen beoordelen en daar goed op in te kunnen spelen, moet je als pedagogisch medewerker wel wat in huis hebben. Daarom gaat het ook nogal eens mis. Signalen worden niet opgepikt of kinderen krijgen onverdiend een etiket waar ze hun hele jeugd last van blijven houden. Ook hier is het een kwestie van deskundigheid. Waar kijk je naar, wat zie je en hoe moet je daarop reageren? Moeten daarom alle pedagogisch medewerkers een hbo-opleiding hebben? Lijkt me niet, maar een betere inzet van de deskundigheid die er in de Nederlandse maatschappij aanwezig is, zou helpen. Goede voorbeelden daarvan zijn er. Lees deze Management Kinderopvang. Maar dan moet het niet blijven bij een pilot hier en een experiment daar. Dan moet er nu eindelijk eens doorgepakt worden en een nieuwe structuur ontworpen worden voor de zorg voor kinderen. Kom op , Rouvoet. We hebben toch niet voor niets een minister voor Jeugd en Gezin.

dinsdag 5 januari 2010

Online

Column in eigenWijs nr. 25

Ouders Online heeft ruzie met de GGD. Ouders Online is de grootste website voor ouders, met maandelijks 300.000 bezoekers die samen 30.000 berichten achterlaten. Diverse deskundigen, zoals pedagogen, kinderartsen en logopedisten, maar ook kinderopvangpedagogen, geven hier wekelijks advies. Tien procent van de bezoekers zijn professionals, bijvoorbeeld uit de jeugdgezondheidszorg. En met hen heeft Ouders Online onenigheid. Die professionals nemen namelijk teksten van hun site over, zonder te vermelden waar ze vandaan komen en ook zonder te betalen. Maar daar gaat het eigenlijk ook weer niet over. Het zit dieper. Ouders Online voelt zich niet serieus genomen door de GGD’en. Uit een bericht op de site: ‘Dertien jaar geleden zijn wij gestart met Ouders Online. Op congressen en seminars hebben wij verteld wat we aan het doen waren. Jullie hebben ons toen uitgelachen, omdat jullie vonden dat het internet ongeschikt zou zijn voor het ondersteunen van ouders. Zij moesten maar gewoon naar jullie toekomen, omdat echte hulp alleen maar mogelijk zou zijn via persoonlijk contact.’
In die dertien jaar hebben internet en e-mail de wereld veranderd. Bijna ieder ouder die kinderopvang zoekt, gaat eerst eens rondstruinen op het net. Steeds meer scholen geven hun leerlingen geen nieuwsbrieven of jaargidsen meer mee, maar sturen die digitaal via e-mail of plaatsen die op de website. En ook (opvoedkundig) advies via internet is steeds gewoner gaan worden.
E-mail en persoonlijk contact zijn geen tegenstellingen meer. De pedagogisch medewerker die mij ooit een e-mail stuurde met een leuke foto van mijn dochter op het kinderdagverblijf zorgde juist voor een nog persoonlijker contact. Ook al kon ze me op dat moment niet in de ogen kijken.
Internet en e-mail vragen een andere manier van werken. Nog lang niet iedereen heeft dat in zijn systeem zitten. Vaak kom ik op verouderde websites, waar het laatste nieuwsbericht van anderhalf jaar geleden is. Vaak staat nieuwsbrief nummer 1 op de site terwijl van de papieren versie nummer vier al is verschenen. En dan hebben we het nog maar niet over de mogelijkheid om een verslag van de dag op de site te zetten. Welke kinderopvangorganisatie doet dat al? Waarschijnlijk nog maar weinig. En hoeveel ouders zouden dat op prijs stellen? Waarschijnlijk heel veel. ‘Hè, vergeten in het logboek te kijken. Gelukkig kan ik op de website nalezen wat mijn Sophie vandaag heeft gedaan.’
Slepen

Column in Management Kinderopvang, december 2009

Nederland is een land van slepers. En dan doel ik niet op de zeesleepdiensten van Smit Tak en Wijsmuller, maar op ouders met hun kinderen. Sharon Dijksma zei het weer, op het Jeugdjournaal vanaf de Kindvak. Ze heeft gelijk, dacht ik, me een recente discussie op het schoolplein herinnerend over de vraag wie verantwoordelijk was voor het ophalen en naar de bso brengen van de kinderen vanaf het zwembad (in plaats van vanaf school). Dijksma legde vervolgens in jeugdjournaaltermen haar opvattingen over het belang van een brede school uit.
Mijn 11-jarige dochter keek misprijzend. Ze zag er helemaal niets in. ‘Jeugdzorg zegt dat we meer moeten bewegen.’ (Ze kreeg onlangs vragen van de schooldokter over hoeveel ze beweegt.) ‘Nou, daar komt dus helemaal niets van als je de hele dag in hetzelfde gebouw zit. Nu fiets ik vier keer naar en van school, nog een keer naar de bibliotheek, en naar atletiek. Straks zit iedereen de hele dag achter zijn Nintendo in een brede school.’ Ach, het is maar voor twee of drie dagen, nuanceerde ik haar gemopper, en bovendien kun je daar ook buitenspelen.
Maar we weten allemaal hoe de druk op vrouwen om meer te werken dan die twee of drie dagen wel enorm wordt opgevoerd. Dat kunnen er in de toekomst dus gemakkelijk vier of vijf worden. Komen onze kinderen dan nog alleen buiten? Kunnen ze nog rondhangen bij de skatebaan? Zelf een boodschap gaan doen? Lekker lummelen op je eigen houtje in de bibliotheek? Worden ze niet erg geïnstitutionaliseerd? Niet voor niets breekt het boek ‘Het laatste kind in het bos’ een lans voor de bescherming van scharrelkinderen. De Rode Hoed hield onlangs zelfs een debat over de balans tussen vrijheid en veiligheid in de opvoeding, onder de pakkende titel ‘Scharrelkinderen en ophokkoters’.
Veilig zal een kind in een brede school zeker zijn en dat is heel plezierig voor de jongere basisschoolkinderen. Maar waar is de vrijheid die de ouderen nodig hebben? Onlangs hoorde ik een schooldirecteuren klagen over de inpandige bso. Het schreeuwen en het wilde spel tijdens de bso-uren pasten niet bij zijn pedagogisch beleid onder schooltijd. Had-ie dat geweten dan was die bso niet in de school gekomen. Weg bredeschoolidee dus?
Los van het al dan niet toestaan van schreeuwen en rennen worden kinderen niet groot als ze voortdurend onder de wakende blik van volwassenen verkeren. Daar zullen de architecten van brede scholen zeker rekening mee moeten houden. En dan nog kun je je afvragen hoe zelfstandig straks onze twaalfjarigen zijn. Zal de wal het schip niet keren, om in scheepstermen te blijven?